Met een foto op het internet vinden spullen een eindpunt en wachten ze op een nieuw begin. Een proces van geven en nemen komt even tot stilstand. Ze betekenden iets op de plek en voor de mensen waar ze vandaan komen. Waar ze heengaan zullen ze iets nieuws betekenen.
Tussenin, in de tijd dat ze op het internet geafficheerd zijn, is er een leegte. De ene betekenis werd al afgesloten toen de beslissing om te geven viel, de andere begint pas met de beslissing om te nemen. Objecten zweven heel even in een ruimte waar enkel hun afbeelding lijkt te bestaan.
Toch is de leegte niet niets en het zweven niet levenloos. Ze zijn de kern van een proces van geven en nemen dat zich voltrekt tussen de ene en de andere mens. Ze zijn vol van mogelijkheid en momenten voor creatie. Wanneer de afbeeldingen verdwijnen, en de dingen van de ene naar de andere hand bewegen, wordt zomaar nieuwe betekenis gecreëerd. Dan ligt het verhaal dat voor hen geschreven wordt in de handen van degene die ze meeneemt naar een andere plek.
Met Hallo ik zoek een normale salontafel voor een vrouw . stelt Kaïn Walgrave kunstwerken te geef, eerder dan tentoon. Niet de spullen, maar hun foto’s op het internet zijn het vertrekpunt. De leegte en het zweven krijgen vorm en kleur in schilderijen, die ook op hun beurt even een afbeelding werden op het internet. Elk werk is deel van een reeks waarin dezelfde foto telkens andere vormen en kleuren kreeg. Middenin het proces van geven en nemen, worden de kunstwerken momenten in plaats van objecten. Van de ene in de andere hand worden momenten van mogelijke betekenissen gegeven en genomen. In de beweging vermengt zich het verhaal van de kunstenaar met dat van het publiek. Beide worden ze in het geven herschreven. Zonder eindpunt krijgt een kunstwerk betekenis.
2021
Kaïn Walgrave (°1990 te Leuven) is gefascineerd door materiaalonderzoek. In zijn dagelijkse praktijk vertrekt hij van een veelheid aan materialen en technieken die hij op elkaar laat inwerken, waarbij archiveren en creëren door elkaar heen vloeien.
Het werk van Walgrave toont zich als een archief dat telkens geherformuleerd wordt. Elke tentoonstelling leidt tot een nieuwe constellatie waarin een verscheidenheid aan werken hun plaats krijgen. De onderlinge verbintenissen die zo zichtbaar worden leggen de interne logica van het archief bloot. Deze hypothetische tussenfasen tonen niet zozeer een finale fase, maar eerder een groeiende hoeveelheid kruisbestuivingen. Dit complexe web vormt de basis van Walgrave’s werk.
Walgrave koestert het idee dat de dingen nooit een finale plaats zullen vinden. Veel van zijn werken blijven transformeren door de chemische processen inherent aan de materialen die hij combineert. Hij is zich bewust van de paradoxale onmogelijkheid van het archiveren van zijn productie en ziet hierin een schoonheid die verder reikt dan het beeld.
Het is te eng om het oeuvre van Walgrave te reduceren tot het idee van het beeld. Zelfs in de beschrijving van het archief blijven vele constellaties onbesproken die in de periferie van zijn productie ontstaan. Vanaf het moment dat er nog maar gepoogd wordt iets hierover te schrijven, is deze al verschoven en geherformuleerd door een nieuwe kruisbestuiving die alle voorgaande diep in zijn DNA meedraagt.
Materiaal wordt beeld waarna het weer materiaal wordt. Maar wat betekent deze tussenfase van beeld dan binnen het werk van Walgrave? De betekenis is niet te zoeken in het beeld, maar tussen de beelden. In de continu veranderende context die ze zelf mee creëren.
2019
Kaïn Walgrave ontwikkelt een ‘artistieke methode’ die toelaat interessante en sensibele beelden te genereren die erg vaak niet hiërarchisch gestructureerd zijn en een ‘all-over’ bewerking aan de oppervlakte tonen.
Heel dikwijls hebben ze ook uitgesproken esthetische kwaliteiten.
Schildermiddelen als verven, inkten, vernissen, harsen, lijmen, ... op dragers als papier, linnen, kunststof, ... worden ‘schilderijen’. Heel occasioneel zijn het groot formaat prints van digitale beelden.
Door de onderlinge combinatie en interferentie van verschillende materies in fysieke en/of chemische processen, ontstaan beelden uit zichzelf op een dynamische wijze en in een open systeem dat permanent in beweging is. Enkel de voorwaarden tot beeldvorming worden materieel en mentaal bepaald, dan vormt het beeld zichzelf. Als een statische momentopname of als een beeld in voortdurende wording.
Dat specifieke beeld heeft ofwel een definitief statuut en is dus een autonoom kunstwerk, ofwel een voorlopig statuut. Dat wordt later gebruikt als onder-‘schildering’ voor nieuwe processen en het genereren van nieuwe beelden. Zo kunnen er kunstwerken ontstaan die een opeenstapeling zijn van tientallen al dan niet transparante lagen die samen het definitieve beeld vormen. Dat kan in grijswaarden of in een beperkt kleurpalet, zonder of met uitgesproken materialiteit. De klemtoon kan liggen op een ‘schildermaterie’ louter als kleurdrager ofwel op een dito materie die samen met de kleur ook materie toont. Die materie kan zeer uitgesproken zijn in het uiteindelijke beeld en zoals de kleur trouwens in verschillende lagen opgebouwd.
In een serie recente werken wordt haast alle klemtoon op de materie gelegd. Die wordt zelf ontwikkeld door hout te verbranden en aan het overblijvend roet en de resterende as bindmiddelen toe te voegen om een eigen zwarte ‘verf ’ te bekomen.
Dat het systeem permanent in beweging is, is dikwijls letterlijk te nemen omdat het ontstaansproces niet stopt in de loop van de tijd en het beeld voortdurend wijzigt. Zo wordt de klemtoon nog uitdrukkelijker op het dynamisch proces gelegd en niet op een statisch spoor van ontstaan.
De beelden zijn verwijzingen naar, of afbeeldingen van rizomatisch denken. Kaïn zegt daar over:“Door uit te gaan van rizomatische structuren die dynamisch zijn, verbindingen maken, alle kanten uit kunnen en geen logisch begin of einde hebben, ga je er eigenlijk van uit dat je dingen niet hiërarchisch kan ordenen en toch probeer ik, samen met mijn beelden, alles netjes te archiveren en te nummeren. Dit is eigenlijk een onmogelijke strijd, maar toch iets heel menselijks.”
Letterlijk alles wat in het atelier gebeurt, uitgeprobeerd en onderzocht wordt komt in een ‘werkarchief ’ terecht dat momenteel uit een paar honderd archiefdozen plus tientallen ‘kunstenaars-/onderzoeksboeken’ bestaat. Resultaten van materie- en materiaalonderzoek, foto’s die dagelijks gemaakt worden, interessante teksten, nuttige informatie allerhande, boeiende voorwerpen, ...
Dat archief wordt op een analoge wijze behandeld en heeft hetzelfde statuut als de kunstwerken zelf. Het heeft een dynamische, in alle richtingen groeiende horizontale structuur, er is geen sprake van een hiërarchie. Het is als een rizoom.
De genummerde archiefdozen kunnen regelmatig van plaats veranderen waardoor de chronologie van het systeem niet meer klopt maar de klemtoon naar de actualiteit van de inhoud verlegd wordt.
Door de specifieke wijze van beelden voortbrengen ontstaan er groepen, families van werken. Een groep, familie kan gevormd worden door de ruimtelijke begrenzing van de drager of de materie ervan, door de schildermaterie, door een fysisch of chemisch proces, door een kleur, ...
Bij de naamgeving van de werken wordt de betekenis van de groepen duidelijk. Elk werk krijgt een opvolging van getallen als identificatie, waarbij elk getal verwijst naar een specifieke groep, familie. Zo wordt het levendige karak- ter van het oeuvre nogmaals beklemtoond.
Het rizomatisch horizontaal gestructureerde niet hiërarchische denken staat natuurlijk in schril contrast met alles wat ons omringt in onze actuele maatschappij (inclusief het artistieke veld) waar ongeveer alle denken, handelen en organisatie een boom- en/of piramidale verticale structuur vertegenwoordigt en sterk hiërarchisch is. De gevolgen van een dergelijke organisatie tonen duidelijk de limieten van het systeem. Het standpunt dat Kaïn inneemt en waar- van hij zijn manier van werken, denken en leven gemaakt heeft is moedig, constructief en verantwoordelijk. Zijn overtuigende beeldende resultaten tonen ons dat het wel degelijk zin heeft.
December 2017
Rizomen zijn structuren die dynamisch zijn, voortdurend connecties maken en geen logisch begin of einde hebben. De dynamiek ervan is essentieel; als de rizoom geen mogelijkheden meer heeft en geen kant meer op kan, wordt het een statische structuur. De manier waarop Kaïn Walgrave zijn werk concipieert en uitwerkt – waarbij hij materialen zoals papier, doek, verf, hars en lijm in fysieke en chemische processen op elkaar laat inwerken – en deze werken vervolgens presenteert en archiveert in een telkens wijzigend werkarchief – vergelijkt hij dan ook met de rizomatische opvatting van taal zoals G. Deleuze dat doet in zijn boek Rizomen. In het besef dat hij enkel controle kan uitvoeren op de condities waarin het proces van wisselwerking tussen materialen plaatsvindt, zoekt Walgrave de extremen ervan op, en dwingt zo het beeld zich in te schrijven in een dynamisch proces dat zich vertaalt in één beeld als statische momentopname of een beeld in voortdurende wording.
2017
Bij het werk van Kaïn Walgrave stelt zich de vraag niet naar de herkenning van iconografische elementen. Zijn doeken ogen abstract maar ook sterk materieel. We staren naar geconcentreerde oppervlakken zonder narratieve aanknopingspunten. De werkwijze wijkt volledig af van de abstracte schilderkunst zoals we die kennen. Tevergeefs zoeken we naar een ontlading van gevoelens of gedachten, of een strak aangehouden verftechniek. Veeleer bespeuren we vage reminiscenties aan werkmaterialen uit het dagelijks leven, of willekeurige patronen op muren en de grond. Naarmate we meer werken ontdekken, vallen zowel hun uniciteit als hun onderlinge verbondenheid op. Elk doek komt voort uit een variatie aan doordachte werkprocessen. Ze hebben veel weg van experiment in een tussenzone tussen wetenschap en ‘klassieke’ schilderkunst. Het beeld is van belang, maar vertelt niet het hele verhaal.
De eigenschappen van de grondstof bevatten op voorhand een aantal mogelijkheden. Zijn werkmethode is fysiek, analoog en materieel. Een voorbeeld uit vele andere: het gekozen materiaal wordt met een penseel of paletmes beschilderd, uitvergroot tot prints of gescand, aangebracht op een drager. De kunstenaar kiest voor een bepaald traject, maar tal van externe factoren spelen een rol, zoals de aard van de drager, de inkt of verf, de kamertemperatuur. In een aantal gevallen evolueert het materiaal zelf na de ingreep. Lak en pek bijv. drogen nooit helemaal. De kunstenaar baseert zijn tussenkomsten alleen op componenten en technieken die met beelden verband houden. Wetenschappelijke literatuur raadpleegt hij niet. De gehanteerde werkwijze bezit geen nuttigheidsgehalte buiten de kunst. Kaïn Walgrave werkt binnen zijn eigen referentiekader. Daarvan houdt hij de pedigree (onder de vorm van werken, tabellen, aantekeningen) nauwgezet bij in archiefdozen. Ook de afgesneden randen van doeken bewaart hij in zakken als een soort negatieve onderzoeksruimte. De indeling in ‘groepen’ en ‘families’ gebeurt volgens de aard van de experimenten. Alleen binnen elke ‘familie’ is er een lineaire chronologie. Omdat de kunstenaar vaak teruggrijpt naar eerdere onderzoeken en ze ook uitbreidt, belanden de aanvullingen bij dezelfde ‘familie’ en niet achteraan. Geen enkele onderzoeksgroep of individueel werk is ooit “af” in de klassieke betekenis. Zelfs na tentoonstellingen en publicaties is een ‘schilderij’ vatbaar voor nieuwe ingrepen.
Het onophoudelijk onderzoek staat nooit los van het archief. Elk individueel werk draagt een nummer dat verwijst naar het archivalisch klassement. In feite maakt het archief de kern uit van zijn visie. Zonder de verzameling verliezen de afzonderlijke onderzoeken hun brede artistieke context. Dat kernlichaam evolueert constant. Het potentieel voor verdere evolutie binnen elle’ familie’ haalt de overhand op het bevriezen van het voorbije werk. Natuurlijk kunnen families voor een bepaalde tijd een sluimerend bestaan leiden maar dat is niet definitief. De kunstenaar werkt aan meerdere werken en binnen meerdere families tegelijk. De afwerking blijft open zolang het werk onder de hoede van de kunstenaar blijft. Beelden worden losgelaten, teruggehaald en gecombineerd. Het archief is het artistieke levensverhaal van de kunstenaar.
De beschreven werkmethode houdt het midden tussen gecontroleerde processen en een zekere mate van conditionering, met als drijvende kracht de nieuwsgierigheid naar het onbekende. Dat visueel onderzoek naar het potentieel van beelden leidt tot een rizomatisch netwerk dat een eigen leven leidt maar nauw gestuurd wordt door menselijke beslissingen. Zulke houding staat in schril contrast tot de artificiële intelligentie. Bij Kaïn Walgrave wordt er niets voorgeprogrammeerd, onvoorspelbare elementen maken er integraal deel van uit. Hij lanceert de processen voordat de kennis volledig is, met een open resultaat dat weer nieuwe vragen oproept. Hij houdt bij voorbaat rekening met de weerbarstige realiteit die alle verworven kennis beproeft. De mens hanteert een bredere waardenschaal dan een computer. Leren van fouten en imperfectie behoort daar toe, maar ook omgaan met irrationele verschijnselen, het overleven van de chaos. Hierin schuilt de paradox van zijn hele artistieke ontwikkeling. Het uitgangspunt van het onderzoek is irrationeel, maar de werkmethode geordend en precies. Bij elke stap wenst de kunstenaar zijn onderzoek te ordenen, te analyseren en te archiveren. Telkens rijzen er nieuwe vragen en groeit de complexiteit. Als antwoord breidt hij het onderzoek uit, wat de onwetendheid nog meer in de verf zet. Chaos dreigt, daarmee groeit exponentieel de nood aan ordening om het hele project werkbaar te houden. Onze geest wenst in een wereld te leven die we enigszins overzien, maar de nieuwsgierigheid drijft ons vooruit. De paradox van het archief is eigenlijk een metafoor voor de zoektocht naar kennis van de mensheid.
Rizomen zijn structuren die dynamisch zijn, voortdurend connecties maken en geen logisch begin of einde hebben. De dynamiek ervan is essentieel; als de rizoom geen mogelijkheden meer heeft en geen kant meer op kan, wordt het een statische structuur. De manier waarop Kaïn Walgrave zijn werk concipieert en uitwerkt – waarbij hij materialen zoals papier, doek, verf, hars en lijm in fysieke en chemische processen op elkaar laat inwerken – en deze werken vervolgens presenteert en archiveert in een telkens wijzigend werkarchief – vergelijkt hij dan ook met de rizomatische opvatting van taal zoals G. Deleuze dat doet in zijn boek Rizomen. In het besef dat hij enkel controle kan uitvoeren op de condities waarin het proces van wisselwerking tussen materialen plaatsvindt, zoekt Walgrave de extremen ervan op, en dwingt zo het beeld zich in te schrijven in een dynamisch proces dat zich vertaalt in één beeld als statische momentopname of een beeld in voortdurende wording.